Hoewel het ’s nachts nog best koud kan zijn is het voorjaar weldegelijk begonnen.
De vogeltrek is merkbaar op gang gekomen: sommige wintergasten zijn al vertrokken en de eerste zomergasten en doortrekkers zijn aangekomen uit zuidelijker oorden. De kolganzen zijn bijvoorbeeld al weer onderweg naar hun broedgebieden, net als de wilde- en kleine zwanen, maar er zijn nog volop brandganzen. Die vertrekken pas als hier het gras echt begint te groeien en ze het met hun kleine snavels niet meer kunnen verwerken. Bovendien ligt er in hun noordelijke broedgebieden nu nog sneeuw. Als laatste vertrekken de rotganzen, die ook het meest noordelijk broeden.
De natuur ontluikt
Half februari hoorden we al de eerste zingende veldleeuwerik; een voorbode van het naderende voorjaar. Desondanks volgde er nog een koude periode waarin er zelfs nog werd geschaatst! Voor veel reigers (zilver- en blauwe) betekende dit de nekslag; vele legden het loodje. Nu keert inmiddels de ene na de andere zangvogel terug; zo zijn er weer blauwborsten, zwarte roodstaarten, kwikstaarten en de eerste tjiftjaffen en vinken (vinkenslag) laten zich horen.
De blauwe kiekendieven zijn naar elders vertrokken en de bruine kiekendieven kwamen er weer voor in de plaats. We zien ze elegant zwenkend boven het riet. Het paartje zeearenden in het Lauwersmeergebied wisselen elkaar af op het nest. Ze zitten diep in de nestkom, hetgeen er op duidt dat ze zitten te broeden. De eerste citroenvlinders en dagpauwogen fladderen rond, de eerste Konik veulens en Hooglander kalveren zijn geboren.